De Europese beleidsprioriteiten voor de periode 2010-2020 zijn door de Europese raad op 17 juni 2010 vastgelegd in de Europa 2020-strategie. Deze strategie heeft als kerndoel de Europese economie te ontwikkelen tot een concurrerende, sociale en groene markteconomie: slimmer, duurzamer en inclusief.

Wat zijn de doelstellingen van de Europa 2020-strategie?
De vijf doelstellingen zijn:

  1. Meer onderzoek en ontwikkeling. De investeringen van overheden en bedrijven in onderzoek moeten stijgen tot 3% van het bruto binnenlands product (BBP). Voor Nederland is het doel 2,5% van het BBP.
  2. Meer werkgelegenheid. In 2020 moet 75% van de Europeanen tussen de 20 en 64 jaar betaald werk verrichten. Meer jongeren, ouderen, laaggeschoolden en legale immigranten moeten aan het werk. Voor Nederland is het doel 80%.
  3. Groene economische groei. De zogenaamde 20/20/20-doelstelling moet worden gehaald: de uitstoot van broeikasgassen moet met 20% worden verminderd ten opzichte van 1990; de energie-efficiëntie moet met 20% zijn verhoogd; en 20% van de energie moet op duurzame wijze worden opgewekt. Voor Nederland is de reductie in uitstoot van broeikasgassen op 16% gesteld, en het percentage hernieuwbare energie op 14%. Op 26 juni 2017 werden de doelstellingen herzien. De doelstellingen voor 2030 zijn nu: een vermindering van de CO2-uitstoot met ten minste 40% ten opzichte van de uitstoot in 1990; het aandeel hernieuwbare energie in de EU moet ten minste 27% bedragen; een streefcijfer voor de verbetering van energie-efficiëntie met 30%; een verplichting tot energiebesparing van 1,5% per jaar. Dit geldt voor de EU in zijn geheel. Er zijn geen aparte doelstellingen per lidstaat.
  4. Bevorderen van inclusie. Het aantal Europeanen dat op de grens van de armoede leeft, moet worden verminderd. Aan ten minste 20 miljoen mensen moet een uitweg worden geboden. In Nederland gaat het om een reductie van 100.000 mensen die op de grens van armoede zitten.
  5. Onderwijsniveau verhogen. In 2020 moeten minder jongeren vroegtijdig de school verlaten. Het percentage uitvallers moet onder de 10% komen te liggen. Daarnaast moet ten minste 40% van de jongeren een diploma in het hoger onderwijs halen. Voor Nederland gelden de percentages van respectievelijk 8 en 45% in 2020.

Deze doelstellingen van de Europa 2020-strategie dienen als basis voor de kaderprogramma’s en voor de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen), die onderdeel uitmaken van  de Europese begroting.

De Europese begroting is vastgelegd in het Meerjarig Financieel Kader (MFK). De naam ‘Horizon 2020’ voor het achtste kaderprogramma voor onderzoek (KP8) verwijst bijvoorbeeld naar de Europa 2020-strategie.

Wie komt in aanmerking?
Om in aanmerking te komen voor de middelen uit de ESI-fondsen moeten de lidstaten de Europese doelstellingen vertalen naar nationale doelen en deze opnemen in nationale hervormingsprogramma’s. De voortgang moet ieder jaar gerapporteerd worden. De invulling van de nationale doelen verschilt per lidstaat, afhankelijk van de startpositie van elk land. Regio’s moeten daarnaast Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (RIS3) opstellen om in aanmerking te komen voor EFRO-middelen voor onderzoek en innovatie.

Alle afspraken worden uiteindelijk vastgelegd in verordeningen.

Wat zijn vlaggenschipprogramma’s?
Om de EU 2020-strategie concrete invulling te geven zijn diverse ‘vlaggenschipprogramma’s’ (ook wel kerninitiatieven genoemd) vastgesteld. Via deze programma’s moet het hoofddoel worden bereikt: slimme, duurzame en inclusieve groei.

De zeven vlaggenschipprogramma’s zijn:
Slimme groei: (1) Digitale Agenda voor Europa, (2) Innovatie Unie, (3) Jeugd in beweging
Duurzame groei: (4) Efficiënt gebruik van hulpbronnen en (5) Een industrieel beleid in een tijdperk van mondialisering
Inclusieve groei: (6) Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen en (7) Europees platform tegen armoede

Van deze programma’s is vooral de Innovatie Unie hier van belang. Deze richt zich op:

  • Promoting excellence in education and skills development
  • Delivering the European Research Area
  • Focusing EU funding instruments on Innovation Union priorities
  • Promoting the European Institute of Innovation and Technology (EIT) as a model of innovation governance in Europe
  • Enhancing access to finance for innovative companies
  • Creating a single innovation market
  • Promoting openness and capitalising on Europe’s creative potential
  • Spreading the benefits of innovation across the Union
  • Increasing social benefits
  • Pooling forces to achieve breakthroughs: European Innovation Partnerships
  • Leveraging our policies externally
  • Reforming research and innovation systems
  • Measuring Progress